`Rosary` is een prachtige avondvullende
dansvoorstelling van choreograaf Ed Wubbe. In harmonieus
groepswerk geven
dansers met sprekende beelden van kwetsbaarheid en
tederheid uitdrukking aan
levensverwachting in de breedste zin van het woord. De
opgeroepen beelden
komen uitstekend tot hun recht met `Single manoeuvres`, een
verzengend
gezongen hartenkreet van Patti Smith, en het emotionerende
`Strijkkwintet in
C` van Schubert. `Rosary` is een indringende dansballade
over de moed een
punt te zetten achter een onbevredigende relatie. Ed Wubbe
toont scnes over
samenzijn, vriendschap, liefde, weerbaarheid en troost. NRC
Handelsblad
schreef: "Dat `Rosary` een genot is om te zien komt ook
omdat deze
eersteklas Scapino-dansers de moeilijkste passen uitvoeren
alsof het
eenvoudige ballroom steps zijn."
pers rosary
NRC maandag 28 februari
2000
Verkwikkende dans van
Wubbe
Isabella
Lanz
(...) ‘Muziek en dans vormen vaker
onder Wubbes hoede een goed huwelijk. In deze choreografie,
die zonder dramatische lijn of expliciet thema is, luistert
die relatie extra nauw. Prominent, rechts van het midden,
zitten op een verhoogd ovalen podium de vijf vrouwelijke
strijkers van het Rubin Quartett. Achter hen wordt de
gefrotteerde achterwand afwisselend donkergroen, oranjerood
en lilapaars belicht, wat een warm kader biedt. Wubbe
benadert van de vier muziekdelen het eerste Allegro deel
nogal onbevangen. Kevin O’Halloran opent de dans quasi
nonchalant. Schetsmatig, met losse loopjes vanuit de heupen
en met af en toe een impulsieve schouderbeweging zet hij de
toon. Na hem druppelen de elf andere dansers een voor een ‘
binnen’. Zo voelt het althans, want het lijkt of deze
kamermuziek het podium transformeert in een intieme
ambiance waar iedereen elkaar goed kent. De dansers
slenteren rond, sluiten zich aan bij de dans van een ander,
breken plotsklaps hun frase af of formeren ineens
verrassend heldere trio’s die soepel door elkaar heen zijn
geweven. Vreemd genoeg levert dat niet een verbrokkeld,
maar zelfs een tamelijk organisch beeld op, met de muziek
als niet al te stringent bindmiddel. In het tweede Adagio-
deel reageert de dans sterker op de muziek, vooral op de
stemmingen daarin. Verstild is de dans dan, de vrouwen
bevriezen soms in een pose, alsof ze even bedenktijd nodig
hebben voor ze verder gaan. De opborrelende woede die
tussendoor klinkt, neemt opnieuw O’Halloran voor zijn
rekening, met driftig stampend voetenwerk. Nauwe samenhang
tussen muziek en dans tref je eveneens bij het olijke
Scherzo dat niet zozeer boertige als wel vitale dans
oplevert.
Choreografisch het meest compact en qua dans
het sterkst is het slotdeel Allegretto. De dansers buitelen
over het podium dat het een lieve lust is, draaien
herhaalde malen om hun as en springen als jonge hinden. Het
veelal puur klassieke dansmateriaal houden ze luchtig en
levendig. Misschien door dat tintelende slot ervaar je
Rosary vooral als een licht werk, hoewel het donkere delen
bevat.
Wubbe gaat vrij met de muziek om en vertaalt niet
elke noot per se in beweging, maar vrijblijvend wordt de
dans niet. Wel had de fysieke link tussen de adembenemend
mooi spelende vrouwen en de dansers steviger gekund. Nu is
er maar een moment waarop een danseres hen direct aankijkt.
Dat Rosary veelal een genot is om te zien komt ook omdat
deze eersteklas Scapino-dansers nog de moeilijkste passen
uitvoeren alsof het eenvoudige ballroom-steps
zijn.’
De Volkskrant
maandag 28 februari 2000
Dwingende Schubert laat dans niet
los
Mirjam van der
Linden
(...) ‘In zijn
muziekkeuze stoort Wubbe zich niet aan conventies. De
kamermuziek die zijn dans dit keer voedt, is geen onbekend
niemendalletje. Tegen een van kleur veranderend achterdoek
tonen de veertien Scapino-dansers (de mannen in
felgekleurde overhemden, de vrouwen in zwarte jurkjes net
over de knie) wat Schubert laat klinken -op de beste
momenten zelfs verscherpt. Het niet te snelle Allegro
krijgt speelse ontspannen bewegingen. Het warme Adagio is
afwisselend teer en dolend. De vrolijkheid in Scherzo wordt
opgevolgd door een pittig Allegretto met razendsnel, bijna
folkloristisch voetenwerk.
Zo plotseling als lichamen
het gebeuren in worden gezogen tuimelen ze er ook weer uit;
enkele verdwaasde stappen, een blik op de musici en
verdwijnen. Net als de achterwaarts hellende ruggen of
wegschietende armen werkt dit vervreemdend, alsof de
dansers ook door onbewuste krachten worden gestuurd. In
zulke gevallen ontstijgen de passen Schuberts dwingende
toon en boren zij nieuwe gedachten aan.’ (...)
Noordholland
Dagblad, maandag 28 februari 2000 (ook GPD)
Prille liefde op een
zwoele zomeravond
Hanneke van den
Berg
(...) ‘In Rosary krijgen veertien
dansers volop de gelegenheid om al hun beschikbare emoties
tot uiting te brengen. De muziek van Schubert past
wonderwel bij de schuchtere veroveringspogingen van de
jongens op het dorpsplein. Op het moment dat een prille
liefde tot bloei lijkt te komen weten de violisten van het
Rubin Quartett dit perfect te ondersteunen met opzwepende
klanken. En als een van de meisjes volledig
ongeïnteresseerd naar een jongen kijkt die wanhopige
pogingen doet om op te vallen, wordt de falende veroveraar
door een dreigende cello genadeloos op de knieën
gedwongen.
Dat Rosary zo’n genot is om naar te kijken,
komt niet alleen door de denkbeeldige reis naar die mooie
zomeravonden tijdens je vakantie, maar ook door de
prachtige choreografie. De stuntelige bewegingen die de
wanhoop en desoriëntatie van de op jacht zijnde
jongeren tot uitdrukking brengen, worden afgewisseld met
synchrone duetten van die paar gelukkigen die elkaar wel
gekregen hebben.
Geen enkele liefdesavontuur duurt
langer dan die ene zinderende avond en iedereen lijkt dat
perfect aan te voelen. Maar het weerhoudt geen van hen
ervan om voor die ene verovering te vechten alsof het hun
laatste zou kunnen zijn.’
Haagsche Courant /
Rotterdams Dagblad
Rosary oogt als een prille
lente
Maja
Landeweer
(...) ‘De
bewegingstaal van Wubbe is nonchalant, ongedwongen en
zwiepend, soms wat scherper of puntiger, hier en daar
pittig of driftig. De dansers bewegen ongelooflijk soepel.
Alsof dit wordt ingegeven door de muziek dwarrelen zij als
zachte briesjes of wervelwinden over het toneel. In een
knappe choreografisch constructie nemen de dansers frases
van elkaar over, zoals cello, viool en altviool afwisselend
het hoogste woord hebben. Rosary is vooral een abstract
muziekballet, waarbij de dansers de tonen visueel maken,
terwijl af en toe flarden relationele en emotionele
thematiek langswaaien. De nonchalante dansstijl van Wubbe
kan een enorme vaart en dynamiek hebben, maar kan net zo
goed aandoenlijk en kwetsbaar zijn. Vooral in Single
Manoeuvres, nu onderdeel van Rosary, is het schrijnend hoe
Charlotte Baines als een gewond dier wegstrompelt, nadat
zij onbevangen als een kind de krachtige Keith-Derrick
Randolph benaderde met enthousiaste vreugdesprongetjes,
dribbelpasjes en vrolijk rondmaaiende armen, uitgevoerd met
een frisheid alsof het ter plekke is bedacht.’